Beheer Het beheer van De Wielenmaker is gericht op de uitgangspunten: het scheppen en handhaven van zo veel mogelijk soorten van organismen binnen de gegeven (abiotische) omstandigheden. Streefbeeld is een situatie van voor de ontginning, een z.g. nollenlandschap. Het grootste deel bestaat uit matig voedselrijk, kalkrijk, van vochtig tot droog bloemrijk grasland. Daarnaast zijn er een aantal landschapselementen die ieder een eigen beheer kennen. De tuin moet een open karakter behouden. Er wordt een 'biotisch' maaibeleid toegepast, dat wil zeggen dat jaarlijks het beheer wordt aangepast als de ontwikkeling van de tuin daartoe aanleiding geeft. Er wordt één tot twee keer gemaaid. Door het maaisel af te voeren wordt de grond verschraald. Het beheer is overwegend extensief, natuurlijke processen krijgen waar mogelijk een kans.
2010
2007 Er zijn een viertal vakken gemaakt waarin een afwijkend beheer wordt gehanteerd om de ontwikkeling van de vegetatie te bestuderen. Vak A is al sinds 2003 in het geheel niet gemaaid. Het bloemrijke grasland gaat hier langzaam over in ruigte. Veel boerenwormkruid, fluitenkruid en ridderzuring. De orchideeën (rietorchis) weten zich te handhaven. In vak B en C is de maaibeurt van september 2006 overgeslagen. Na één jaar al een forse toename van gestreepte witbol en afname van rode klaver en boterbloem. Vak D is afgeplagd en hier is een eenjarig akkertje aangelegd door de stagiaires van de IVN Natuurgidsencursus. De groei viel tegen. De oorzaken waren van abiotische aard: een zeer droog en warm voorjaar (7 weken zonder regen), bovendien door af te plaggen werd met de toch al schrale toplaag de weinige humus afgevoerd en er werd geen bemesting toegepast, hetgeen op een akker wel zou moeten gebeuren. De poel stond er geweldig bij. Zeer veel waterdiertjes en dit jaar voor het eerst geen flab. We hebben hem met de voorzomermaai voor het grootste deel met rust gelaten. De beek zorgde dit voorjaar voor een enorme productie van met name witte waterkers. Hier zorgde het aanhoudende mooie weer in combinatie met het kwelwater voor een verhoogde fotosynthese. Ook de instroming van nutriënten uit de aanpalende bollenvelden blijft een probleem. De nazomermaai is op 29 september.
2006 In 2006 is vrijwel hetzelfde maaibeheer toegepast als in 2005. De beek is nog altijd zeer eutroof en geeft een hoge productie van waterkers, liesgras en rietgras. Er is twee keer gemaaid, waarbij telkens 1/4 gedeelte is overgeslagen. In juni is de beek ook uitgebaggerd. De poel had een hoge productie van lisdodde, waarschijnlijk voortvloeiend uit de verstoring van 2004. Zowel in juni als in september gemaaid onder de waterspiegel. Het vlak boven nr. 10 is voor het vierde jaar niet gemaaid. In het bos wordt nu helemaal niet meer gemaaid. In januari zijn de grootste elzen teruggezet. In 2005 is het grootste gedeelte van de tuin maar 1 keer gemaaid. het stukje boven vlak 10 is al voor het derde jaar geheel niet gemaaid. Vlak 16 is in het najaar niet gemaaid. Vlak 11 is dit jaar ook niet gemaaid en vlak 7 alleen in het najaar. We doen dit om de ontwikkeling van de vegetatie te volgen onder invloed van de maaifrequentie. In vlak 10 is na 3 jaar niet maaien al een verruiging van de vegetatie merkbaar. In november 2004 is er groot onderhoud uitgevoerd in de poel en in de beekoever. Het gedeelte dat maar een keer gemaaid is is groter dan in 2003 i.v.m. veel rietoirchissen in dat gedeelte. Het stukje boven vlak 10 is weer niet gemaaid. Hier ontstaat al een ruigere begroeiing. Boerenwormkruid, kropaar, ridderzuring, koningskaars. Hier waren ook mollen actief.
In 2003 is het grootste deel van de tuin twee keer gemaaid. Een klein stukje is in het geheel niet gemaaid om hier onderzoek te doen naar de ontwikkeling van de vegetatie. In 2002 is de gehele tuin twee tot drie keer gemaaid.
|